Pokken

P

‘HEB JIJ DE POKKEN GEHAD?!’
Dat schreeuwde mijn schoonvader in mijn oor op een dorpsplein op Kreta waar we met de familie neergestreken waren.
Het was 1 mei. Het was feest op het pleintje. We waren een paar uur daarvoor geland en zaten nu aan lange tafels met schalen vol eten. De Nederlandse uitbaters van het hotelletje -vrienden van schoonvader- hadden ons hier mee naartoe genomen. De muzikanten speelden, de versterkers stonden naast mijn stoel. De bas dreunde de glazen van de tafel, de dorpelingen dansten.
Ik riep: ‘HUH?!’ dus hij schreeuwde het nog een keer:
‘HEB JIJ DE POKKEN GEHAD?’
Ik schreeuwde: WE ZIJN TOCH INGEëNT TEGEN DE POKKEN!
Hij brulde: ‘IK BEDOEL DE WATERPOKKEN!’
Ik riep:
JA IK HEB DE WATERPOKKEN GEHAD!’
Zo ging hij de hele tafel af. Ik hoorde hem niet, de muziek dreunde overal bovenuit. Maar ik kon het meeplaybacken. Vijftien keer dit dialoogje. Bij sommige mensen moest de vraag nog vaker herhaald worden. Pas op de terugweg naar het hotelletje werd me uitgelegd waarom.

Daar zat de vrouw naast het zwembad met tranen in haar ogen, twee grote koffers en drie tassen boodschappen. Man en de twee oudste kinderen waren alvast naar huis gevlogen, maar de jongste zoon was niet door de douane gekomen. Waterpokken. Zijn hele gezicht zat onder. En onder strikte Griekse regelgeving mocht hij het vliegtuig niet in. Zij en haar zoontje bleven achter en keerden terug naar het hotel. Mits wij dus allemaal waterpokken gehad hadden en het niet erg vonden, anders kon ze helemaal nergens heen.

De vrouw blies een zwembadje op en zette haar zoontje erin terwijl ze het met zwembadwater vulde. Hij mocht niet in het grote zwembad, alleen in zijn eigen kleine badje. Een mini quarantaine.

Ze had tranen in haar ogen. ‘Ik ben ook wel weer blij’, snikte ze. ‘Hij is de jongste’ – ze knikte naar het jochie in het badje hij zat werkelijk helemaal onder- ‘hij is er altijd bekaaid vanaf gekomen en nu zijn we voor het eerst met zijn tweetjes. Dit gebeurt nooit meer.’

Ik moest er ineens aan denken vandaag, iets meer dan twee jaar later.
En of er ooit weer een tijd komt dat we op het dorpsplein in elkaars oren kunnen schreeuwen. En we kunnen brullen: ‘DAAR ZIJN WE TOCH GEWOON TEGEN INGEëNT!’

Cathelijn Schilder

Schrijft, geeft les, leest

Cathelijn Schilder (1980, Schiedam)
zzp’er | Amsterdam | Schrijver | Schrijfdocent | Creatief Schrijven | Redacteur | Korte verhalen | Romans | Columns | Radio | Onderwijs | Uitgeverij Nieuw Amsterdam | Hogeschool voor de Kunsten Utrecht |

Ik heb een vrij complexe relatie met beamers, powerpointpresentaties, airconditioning en systeemplafonds. Maar ik kan goed improviseren.

Een aantal dagen van de week zit ik in mijn eentje achter een computer. Dat valt niet mee voor iemand uit een groot gezin. Dus er is niets wat me blijer maakt dan een schrijftraining in Beverwijk; een workshop op een middelbare school in Spijkenisse; of een lezing in de bibliotheek van Rolde. Ja echt!